ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)
ADHD, vroeger ook wel MBD (Minimal Brain Dysfunction) genoemd, valt in de DSM-IV uiteen in de volgende drie groepen:
• Het onoplettende type. Dit is het type waarbij er vooral sprake is van ernstige en
aanhoudende aandachtszwakte (moeite om de aandacht in het hier-en-nu te houden). Dit wordt ook wel het ADD-type genoemd.
• Het hyperactieve/impulsieve type. Hier is er vooral sprake van ernstige en
aanhoudende impulsiviteit en hyperactiviteit.
• Het gecombineerde type. Beide soorten problemen komen samen voor. Dit type
Het is niet altijd gemakkelijk om het juiste type te bepalen, omdat de overgangen vloeiend verlopen en de combinaties van eigenschappen per individu verschillen. Jongens met ADHD kampen vaker met hyperactiviteit, impulsiviteit en gedragsproblemen, terwijl meisjes met ADHD wat vaker van het ADD-type zijn.
ADHD wordt doorgaans vastgesteld door een psychiater, psycholoog of een orthopedagoog met in ieder geval een basisaantekening psychodiagnostiek (BAPD). Deze zijn hiervoor specifieker opgeleid dan een andere arts dan de psychiater. Elke arts is bevoegd om de diagnose ADHD vast te stellen. Enkel een arts is bevoegd om eventueel medicatie voor te schrijven. Voor het diagnosticeren kunnen verschillende tests en observaties worden gebruikt. Er bestaat geen standaardtest.
Volgens de huidige inzichten komt ADHD bij 3 tot 5% van de kinderen voor en bij zeker 1% van de volwassenen. Bij ADHD spelen ook erfelijke elementen een rol. Het komt dan ook regelmatig voor, dat er ook bij een van de ouders sprake is van ADHD, vaak zonder dat ooit de diagnose is gesteld. In het verleden werd ADHD bij kinderen vaak niet onderkend. Voor zover dat wel het geval was, was men algemeen van mening, dat de symptomen vanzelf geleidelijk zouden verdwijnen en dat ADHD bij volwassenen niet voorkomt. Dit blijkt maar in zeer beperkte mate het geval. ADHD verdwijnt nooit helemaal. Wel veranderen de symptomen, omdat de volwassene na verloop van tijd beter met zijn beperkingen leert om te gaan en de maatschappij aan volwassenen andere eisen stelt.
Van de volwassenen met adhd heeft een extreem hoog aantal last van een comorbide (bijkomende) ernstige stoornis. Bij circa vier van de vijf patiënten is dit het geval, ongeveer een derde heeft zelfs meerdere bijkomende stoornissen [2]. Uit een beperkt onderzoek onder een geselecteerde groep van 105 volwassenen met ADHD uit 2006 blijkt, dat ADHD een negatieve invloed heeft op een groot aantal terreinen, zowel lichamelijk en psychisch als sociaal en economisch. De kwaliteit van leven wordt lager ervaren dan gemiddeld [3].
ADHD in combinatie met dyspraxie wordt ook wel DAMP-syndroom genoemd.
Recentelijk onderzoek heeft opnieuw aangetoond dat er een overlap bestaat tussen Autistisch spectrum stoornissen (ASS) en ADHD. Zo zijn er in meerdere wetenschappelijke studies qua gedrag(cognitieve processen) overeenkomsten gevonden, maar ook in beeldvormend onderzoek is naar voren gekomen dat er beperkingen zijn in dezelfde hersengebieden. Ook komen beide stoornissen vaker samen voor dan redelijkerwijs zou kunnen worden aangenomen. Dit wil overigens niet zeggen dat ADHD en Autisme een en dezelfde stoornis betreft. Ouders die zowel een kind met ADHD als een kind met ASS hebben kunnen duidelijke verschillen aangeven. [4] [5] [6]
Het gedrag van ADHD'ers wordt door de omgeving in meer of mindere mate ervaren en omschreven als storender, dominanter, opdringeriger, lawaaieriger en soms agressiever dan normaal. Als gevolg daarvan kunnen ADHD'ers in een situatie geraken dat zij sociaal worden uitgesloten. Deze gedragingen kunnen, samen met het aandachtstekort, de schoolprestaties van het kind negatief beïnvloeden. Ook voor de ouders betekent een kind met als diagnose ADHD een extra belasting, die kan leiden tot extra stress en spanningen binnen relaties en in het gezin. Wanneer ook nog één of beide ouders ADHD heeft is de last voor het gezin erg groot. Van belang is, of in dat geval ook bij de ouder de ADHD reeds is vastgesteld.
Volwassenen met ADHD zijn gebaat bij het vinden van structuur en werk waarin men kan functioneren. Men kiest soms onbewust een omgeving waar men minder last ervaart. De overbeweeglijkheid vermindert in de loop der tijd meestal wel in meer of mindere mate. De symptomen kunnen gepaard gaan met aanhoudende emotionele en sociale problemen. In het geval dat de ADHD'er in de maatschappij niet zijn juiste plaats en omgeving weet te vinden en de maatschappij onvoldoende begrip toont en te weinig ruimte biedt tot ontplooiing, kan werkloosheid, criminaliteit en misbruik van genotmiddelen het gevolg zijn. Aan de andere kant kunnen de speciale eigenschappen die ADHD met zich meebrengen ook positieve effecten opleveren. Door zijn onconventionele manier van denken kan de ADHD'er anders en op een verfrissende manier tegen vanzelfsprekende zaken aankijken, wat vaak verrassende resultaten kan opleveren. Creativiteit, vindingrijkheid en vernieuwing gaan vaak samen met ADHD.
Ongeveer driekwart van de volwassen ADHD'ers heeft last van vermoeidheid. Zij hebben het gevoel dat alles wat ze doen hen meer moeite en energie kost. Dit kan nog eens verergerd worden doordat 30% van de patiënten last heeft van slaapproblemen [7] [8] [2] [3]. Ze gaan vaak laat naar bed, hebben veel moeite met inslapen, slapen beweeglijk en onrustig, zijn na een nacht slapen niet uitgerust en stapelen dus slaapschuld op.
ADHD'ers zijn beweeglijk, onrustig en minder voorspelbaar in hun motoriek en in hun denken. Ze zijn gevoelig voor prikkels van buitenaf, maar zoeken de prikkels zelf op wanneer die ontbreken. Door deze eigenschappen komen we onder ADHD'ers mensen tegen die bijzondere vaardigheden hebben ontwikkeld met betrekking tot het snel combineren van informatie en indrukken, die probleemoplossend denken, met
creativiteit en originaliteit, ruimtelijk inzicht. Omdat veel ADHD'ers een bepaalde prikkeldrempel nodig hebben zullen ze in bepaalde risicovolle omstandigheden en in crisissituaties juist alerter en beter gaan functioneren terwijl bij normale mensen het afbreukrisico juist toeneemt. Een ADHD'er kan een probleem als een uitdaging tegemoet willen treden, terwijl een normaal iemand zich ontwijkend zal opstellen. Er wordt weinig of geen gebruik van gemaakt om juist mensen met ADHD vanwege deze complementaire eigenschappen en vooral kwaliteiten bewust aan te trekken en in te zetten [bron?].
Voelt de ADHD'er zich overspoeld -overprikkeld- door een overmaat van prikkels (achtergrondmuziek in winkels, sterke geuren, veel mensen in zijn omgeving, enzovoort), dan zal hij zich liever terugtrekken, bijvoorbeeld in een omgeving zonder geluiden of irriterend licht.
Sommige mensen met ADHD hebben ook vaker moeite met het onthouden van dingen, wat uiteindelijk gaat leiden tot leerproblemen en gedragsveranderingen op school. Het is momenteel het meest voorkomende gedragsprobleem bij kinderen.
De grote toename van het aantal gevallen van ADHD en ADD doet soms denken aan een "mode-diagnose". Onderzoek toont echter aan dat de diagnose van wat nu ADHD wordt genoemd, minstens teruggaat tot het begin van de vorige eeuw. In die tijd bestonden dergelijke kinderen ook wel maar dit werd nog niet als een medisch probleem gezien. Destijds werden veel kinderen slechts bestempeld met het etiket: lastig, druk, moeilijk handelbaar, agressief, kan zich niet concentreren. Later werden dergelijke kinderen tot ongeveer 1990 aangeduid met de diagnose MBD (minimal brain damage - minimale hersenbeschadiging) Omdat een beschadiging echter niet kon worden gevonden werd de betekenis veranderd naar minimal brain dysfunction waarmee meer de nadruk op het disfunctioneren werd gelegd dan op een veronderstelde onderliggende oorzaak, waar ook tot op heden overigens nog geen enkele duidelijke afwijking voor gevonden is. De diagnose MBD is inmiddels vervangen door ADHD en komt daarmee ook niet meer voor. In die zin is er wel sprake van een mode - de diagnosen voor dezelfde soort problemen veranderen in de loop der tijd met verschuivende inzichten en andere nadruk op verschijnselen en veronderstelde oorzaken.
De huidige maatschappelijke veranderingen dragen mede bij aan een toename van het aantal diagnoses ADHD. Belangrijk voor iemand met ADHD is de aanwezigheid van structuur, regel en regelmaat, aandacht en waardering. In deze tijd zien we dat de structuur die de kerk, de school en de maatschappij vroeger dwingend oplegde, vervaagd is of voortdurend verandert. Ook in een maatschappij waar het verband tussen persoonlijke inzet en beloning meer en meer vervaagt en ook uitgesproken (bv. politiek) beleid en maatregelen vaak niet met elkaar in overeenstemming zijn zal dit bij iemand met ADHD bewust of onbewust tot onbegrip en vervolgens tot onvrede leiden. Dat dit onbegrip (c.q. onvrede) m.b.t. een dergelijke scheefgroei als maatschappelijk niet of minder wenselijk wordt ervaren, suggereert dat de vroeger door de kerk en andere instituties opgelegde en in stand gehouden structuren inmiddels grotendeels door nog onvoldoende in kaart gebrachte, maar niet minder dwingende en nader te onderzoeken controlemechanismen zijn vervangen.
In oktober 2005 sprak het kinderrechtencomité CRC van de Verenigde Naties zijn zorgen uit over overdiagnose van ADHD en het te vaak voorschrijven van psychoactieve
middelen. Het comité sprak zich uit voor meer studie naar de diagnose. Niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Europa gebruikt een inmiddels aanzienlijke groep kinderen Ritaline en andere stimulantia.
Deze sectie is deels gebaseerd op: Biederman J. Attention-deficit/hyperactivity disorder: a selective overview. Biol Psychiatry. 2005;57:1215-20.
Familiestudies naar ADHD laten consequent zien dat ADHD sterk familiaal van aard is. De meeste studies toonden aan dat ouders en nageslacht van kinderen met ADHD, een 2 tot 8 maal verhoogd risico op het ontwikkelen van ADHD hebben. In gezonde controlegroepen komt ADHD voor bij 2 tot 5 procent van de eerstegraads familieleden van kinderen, dit percentage stijgt naar 20 tot 25 procent in de groepen met kinderen met ADHD. Bij kinderen van volwassenen met ADHD, komt ADHD zeer vaak voor, zo’n 75%.
Omdat men er vanuit gaat dat ADHD een belangrijke genetische component heeft, heeft men tweelingstudies gedaan, die de mate van erfelijkheid onderzochten of de mate waarin de aandoening beïnvloed wordt door genetische factoren. Op basis van 18 studies (die methodologisch en qua definitie van ADHD verschilden) komt men uit op een gemiddelde erfelijkheid van 77 procent.
Een groot genoom-breed onderzoek suggereert dat op de chromosomale regio’s 16p13 en 17p11 waarschijnlijk genen liggen die een risico voor het ontwikkelen van ADHD inhouden. Verschillende studies laten een verband zien tussen polymorfismes in het dopamine transporter gen (DAT) en ADHD. Het gaat hierbij om het 480-basenpaar allel in het DAT gen, en om het 440 basenpaar 3' DAT VNTR polymorfisme De hoeveelheid dopamine transporter is 70 procent verhoogd bij volwassenen met ADHD. Het gen dat het meest met ADHD in verband wordt gebracht is het 7-repeat-allel van het dopamine receptor D4 gen (DRD4).
• Er zijn geen wetenschappelijke onderzoeken/publicaties met de conclusie dat
ADD/ADHD door omgevingsfactoren ontstaat, echter zijn er ook geen onderzoeken die omgevingsfactoren uitsluiten.
• Voedingsadditieven veroorzaken geen ADHD. Wel is wetenschappelijk bewezen,
dat zij de gevolgen van adhd kunnen versterken. Naar aanleiding van onderzoek in 2007 adviseert de Europese Food Standards Agency (FSA) kinderen met adhd geen voedsel te laten eten met de kleurstoffen E102, E104, E110, 122, E124 of
E129. Verder zou de schadelijkheid van het conserveermiddel E211 (natriumbenzoaat) nader onderzocht moeten worden [9][10][11].
De neurobiologie van ADHD is nog slechts gedeeltelijk opgehelderd. Verstoringen in de dopaminerge en noradrenerge systemen in de hersenen, worden als basis symptomen van ADHD beschouwd. Ondanks de soms tegenstrijdige uitkomsten van studies, tekent zich toch een beeld af van afwijkingen in de functie van de frontale kwab en afwijkende verbindingen tussen de frontale kwab en belangrijke subcorticale gebieden. Het is niet duidelijk of de prefrontale afwijkingen een frontale of subcorticale oorsprong hebben. Daarom gebruikt men in verband met ADHD ook wel de neuropsychologische term fronto-subcorticale aandoening. Dat wil zeggen een gedrags- of cognitieve stoornis die een frontale oorzaak lijkt te hebben, maar door subcorticale uitlopers wordt beïnvloed. Hersenscans laten diverse veranderingen in structuur en functie van de hersen van ADHD patiënten zien. De meest gerepliceerde afwijkingen zijn kleinere afmetingen van onderdelen van de frontale cortex, cerebellum en subcorticale regio’s, waardoor de hersenen in totaal 3 tot 5 procent kleiner zijn. Belangrijk is ook een 10 jaar durende studie die aantoonde dat de gebruikelijke ADHD-medicatie geen negatieve invloed heeft op de hersenen. De zenuwbanen vertonen dezelfde groeicurves bij ADHD'ers en gezonde controles, alleen ligt bij de ADHD'ers deze curve wat lager, maar loopt wel parallel. Hersenfunctie studies, laten net als de scans, zien dat subcorticale gebieden (caudate, putamen en globus pallidus) een rol spelen. Ze zijn geven feedback aan de cortex, waardoor ons gedrag wordt gereguleerd. Bij ADHD zijn er afwijkingen in deze gebieden, en (dus) in het gedrag. De fronto-subcorticale systemen zijn rijk aan catecholamines. Stimulantia zoals methylfenidaat (Ritalin) verminderen de symptomen van ADHD door remming van de dopamine transporter en blokkade van de heropname van dopamine en noradrenaline terug in het presynaptische neuron. Waardoor de beschikbare hoeveelheid van deze stoffen buiten de neuronen groter wordt. Een model voor de effectiviteit van deze middelen bij ADHD: via de dopaminerge en noradrenerge systemen wordt de remmende invloed van de frontale cortex op de subcorticale regio’s groter. Dit heeft invloed op: gedrag in nieuwe, onbekende situaties, plannen van taken, beslissingen nemen, remmen van gedrag (impuls controle), en gevoeligheid voor plezierige ervaringen.
Genezing van ADHD is tot nu toe niet mogelijk. De behandeling van ADHD bestaat uit een op het individu afgestemd behandelprogramma, dat vaak medicatie en psychologische, educatieve, sociale en voedingsinterventies omvat. Voor het maximale succes moeten de ADHD'er en zijn of haar ouders/partner, andere familieleden en leerkrachten/schoolleiding actief bij het behandelplan betrokken worden. Lotgenotencontact wordt hier zeker ook belangrijk in gevonden.
Medicatie specifiek voor AD(H)D zijn stimulantia, waarvan methylfenidaat de langst toegepaste is. Dit medicijn is beschikbaar in de vorm van tabletten (merknaam Ritalin in
Nederland, Rilatine in België). Sinds 2004 is er ook een nieuwe variant in de vorm van een capsule met verlengde afgifte (merknaam Concerta). Sinds april 2005 is een medicijn beschikbaar dat een andere werkzame stof (atomoxetine) heeft: Strattera. Uit onderzoek is gebleken, dat Concerta bij iets meer gebruikers werkzaam is dan bij Strattera, maar sommigen hebben alleen baat bij atomoxetine, terwijl er ook personen zijn die alleen baat hebben bij methylfenidaat [12]
Minder bekend, mede vanwege de dominante marktpositie van Ritalin en in mindere mate, Concerta, is de toepassing van dextro-amfetamine. Voordeel van dit medicijn is dat het een minder hevig rebound-effect geeft (tijdelijke heftige verergering van de adhd-symptomen als de dosis uitgewerkt is) dan Ritalin of zijn generieke varianten. Nadeel is wel dat het (nog) niet verkrijgbaar is in een verlengde afgifte variant, zoals het op een mengsel van amfetamine-soorten gebaseerde Adderal XR in de USA. Deze stimulantia hebben invloed op de hoeveelheid dopamine in de hersenen. Medische behandeling wordt meestal gecombineerd in een multimodale aanpak van ADHD, d.w.z. dat nog andere vormen van behandeling plaats vinden, zoals opvoedingsondersteuning, sociale vaardigheidstraining, leervaardigheden, enz., afhankelijk van de secundaire problemen die zich door ADHD voordoen.
Uit verschillende grote studies blijkt dat medicatie effectiever is dan gedragstherapie. De combinatie van medicatie en gedragstherapie is in sommige studies effectiever gebleken dan alleen medicatie. Andere studies toonden aan dat de combinatie niet effectiever is dan alleen medicatie.[13]
Onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer 70-80 % van de kinderen met ADHD positief reageert op methylfenidaat, waarbij het aandachtstekort, de hyperactiviteit en de impulsiviteit aanzienlijk minder worden [14]. Ook is bewezen dat de medicatie bij ADHD'ers leidt tot minder drugsgebruik/misbruik, omdat de werkzame stoffen het effect van de drug overbodig maken. Ook niet-ADHD'ers presteren met dit medicijn beter, maar bij hen zal er eerder een overdosering optreden. Terwijl ADHD'ers bij een juiste dosering rustiger worden, zullen niet-ADHD'ers juist een drukker gedrag gaan vertonen. Het 4normale gebruik van methylfenidaat is niet verslavend gebleken. Er is zelfs gebleken dat hoe eerder er wordt gestart met het gebruik van methylfenidaat, hoe kleiner de kans is dat iemand met adhd later aan drugs verslaafd raakt. Zonder medicatie is die kans gewoonlijk juist groter dan bij personen zonder adhd [15]. Wanneer men spreekt van een positieve reactie op medicatie, dan beoordeelt men dat meestal vanuit het slagen in symptoomonderdrukking en vanuit het oogpunt van de omgeving die de ADHD'er hinderlijk vindt. Vanuit de ADHD'ers zelf bezien worden de positieve effecten van deze medicatie vaak ervaren als een verrijking van hun leven. Niet alleen door een verbetering van hun sociale leven, maar ook door andere aspecten, zoals verbeterde concentratie en het beter kunnen organiseren van de dagelijkse bezigheden. Het ingesteld zijn op de juiste medicatie en afdoende dosering is de basis van de weg naar een beter functioneren. Psycho-educatie zorgt voor inzichten in oud symptoomgedrag, en dankzij de medicatie kan ruimte ontstaan om nieuw gedrag aan te leren. Van symptoomonderdrukking is dan geen sprake meer.
Enkele verkrijgbare tabletten Methylfenidaat
Medicatie met methylfenidaat is de meest gebruikte behandeling bij ADHD en heeft direct invloed op het gedrag. Bekend is, dat het innemen van methylfenidaat tezamen met sinaasappelsap (veel vitamine C) een vermindering van de werking teweeg brengt. Dit komt doordat vitamine C een sterk organisch zuur is, dat de opname van methylfenidaat in de darmen kan remmen.[16]. Bij een hoog vitamine C-verbruik is daarom een hogere dosering van het medicijn noodzakelijk. Ook inname met thee heeft dit effect, vermoedelijk door het binden van het medicament aan de tannine (looizuur) in de thee.
Geneesmiddelen die uitsluitend direct na inname methylfenidaat in het lichaam afgeven, zoals Ritalin (Rilatine) moeten veelal vaker dan één keer per dag worden ingenomen. Dit betekent dat ouders, kinderen en leerkrachten er tijdens en na schooltijd aan moeten denken dat het geneesmiddel moet worden ingenomen. Mensen met ADHD vergeten snel en gemakkelijk iets te doen. Het is daarom lastig voor kinderen met ADHD om het tijdig innemen van medicijnen niet te vergeten. Het kan ook stigmatiserend zijn. Dit kan leiden tot een verminderde therapietrouw en daardoor tot een minder effectieve behandeling.
Doordat iedere drie à vier uur een dosis ingenomen moet worden is er sprake van piek- en dalspiegels van het middel in het bloed. Hierdoor kunnen er gemakkelijk rebound-verschijnselen ontstaan als een dosis is uitgewerkt. Het gedrag wordt dan drukker en impulsiever dan vóór de medicatie. Dit komt omdat methylfenidaat na inname zeer snel in het bloed wordt opgenomen, maar daarna ook weer heel snel wordt afgebroken. Als twee doses te snel achter elkaar worden ingenomen kan daardoor overdosering ontstaan, terwijl bij te late inname van een vervolgdosis juist een tijdelijk tekort ontstaat. Bij te late inname ontstaat de rebound. Sinds kort is in België ook Rilatine MR verkrijgbaar. Hierin staat de afkorting "MR" voor het Engelse "Modified Release", wat letterlijk "aangepaste vrijgave" betekent. Net zoals bij Concerta wordt de inhoud van de capsules over een langere tijdsspanne vrijgegeven. In Nederland zijn zulke varianten beschikbaar onder de namen Equasym en Medikinet.
Op 25 september '08 verscheen er een bericht in de Gazet van Antwerpen een bericht dat de hoogste Britse gezondheidsinstanties ouders aanraden om alleen maar de meest
onhandelbare kinderen, als laatste oplossing, rilatine toe te dienen. En sowieso niet toe te dienen aan kinderen die jonger zijn dan vijf jaar.[17]
Concerta is een geneesmiddel dat in 2004 beschikbaar werd in Europa. De werkzame stof is eveneens methylfenidaat. De afgifte van een eerste hoeveelheid methylfenidaat uit de tablet vindt onmiddellijk na inname plaats. Vervolgens wordt volgens een gepatenteerd procedé in stijgende lijn gedurende de volgende 12 uur methylfenidaat afgegeven. Concerta dient met vloeistof te worden ingenomen; inname met voedsel is niet nodig. Concerta is beschikbaar in tabletten van 18, 36 en 54 mg. Er zijn echter personen waarbij Concerta niet aanslaat en waarbij Ritalin of een ander medicijn juist beter werkt.
Pipamperon is de werkzame stof in Dipiperon. Dit is een zogeheten antipsychoticum. Het wordt echter ook voorgeschreven bij ernstige opwinding en onrust.
In april 2005 is in Nederland Strattera (atomoxetine) geregistreerd voor de behandeling van aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) bij kinderen van 6 jaar en ouder en bij adolescenten als onderdeel van een breed behandelprogramma. Strattera is de eerste non-stimulant die geregistreerd is voor deze indicatie. Goed vergelijkend onderzoek met methylfenidaat ontbreekt en derhalve zijn er geen aantoonbare voordelen van atomoxetine in vergelijking met methylfenidaat. [18]
Naast de klassieke medicinale behandelingen zijn er intussen heel wat niet-medicinale behandelingen. Sommige hiervan zijn gefundeerd op wetenschappelijk onderzoek [19].Gedragstherapie is geen behandeling van eerste keuze voor de behandeling van kinderen met ongecompliceerde ADHD.].[20]
Kinderen met ADD/ADHD vragen om een specifieke pedagogische benadering.[21]
• Zorg voor structuur in de dag en tijd, dit kan door gebruik te maken van
dagritmekaarten en twee klokken. De ene klok geeft de tijd aan, de andere klok wordt gezet op de tijd waarop een activiteit afloopt of begint.
• Bereid het kind voor op veranderingen.
• Leer het kind aan om eerst te stoppen, dan te denken en ten slotte te handelen.
• Zorg voor ontladingsmomenten waarin het kind de energie kwijt kan.
• Beloon en complimenteer in overvloed.
• Geef het kind taken waarin het verantwoording draagt en waarin het de energie
• Help het kind op weg als het aan een taak moet beginnen.
Neurofeedback is een nog omstreden behandeling van AD(H)D die reeds 10 jaar wordt toegepast in Amerika. Het principe van Neurofeedback is gebaseerd op het (Q)EEG-scanbeeld van een AD(H)D'er. Het onevenwicht tussen trage (bijzaken) en snelle (hoofdzaken) hersengolven wordt bijvoorbeeld geregistreerd en weergegeven op een computerscherm. Wanneer echter de trage onder een bepaald niveau én de snelle hersengolven boven een bepaald niveau komen, komen er punten bij op een teller. Hierdoor wordt men gestimuleerd om de hersengolven langer op ditzelfde niveau (d.i. op een geconcentreerd niveau) te houden. Door de positieve feedback merkt men dat dit niveau langer gerekt kan worden en dus de concentratie van de AD(H)D'er. Hierbij is het echter wel noodzakelijk dat men regelmatig deze Neurofeedback ondergaat én nadat de behandeling vruchten heeft afgeworpen, ze nog regelmatig moet worden onderhouden in de volgende maanden. De combinatie van klassieke en chaoscontrole Neurofeedback kan volgens verschillende studies AD(H)D volledig verhelpen. Eén studie van Lubar maakt melding dat Neurofeedback bij een groep van 51 mensen (AD(H)D) na 10 jaar nog steeds stabiele resultaten gaf.
Er zijn verscheidene diëten voor AD(H)D'ers. Zo wordt bijvoorbeeld een suikervrij dieet aangeraden. Ook andere diëten zijn onderzocht op hun effect op AD(H)D'ers. Met name eliminatie (en later identificatie) van potentieel allergene stoffen in de voeding via een eliminatiedieet lijkt een veelbelovende methode[22]. Er is echter nog geen wetenschappelijke consensus over de werking hiervan.
In een Nederlands onderzoek uit 2002 onder veertig ADHD-kinderen bleek wel het twee weken lang weglaten van alle bekende voedselallergenen uit de voeding (door middel van een eliminatiedieet) bij meer dan 60% van de ADHD-patiënten tot een duidelijke vermindering van de klachten te leiden (verbetering van minstens 50%) [22].
Bij een eliminatiedieet moeten de potentieel kritische voedingsmiddelen daarna stapsgewijs weer in het dieet worden geherintroduceerd, waarbij in de gaten wordt gehouden hoe het kind op een pas geherintroduceerd voedingsmiddel reageert. Dit om zo de voedingsmiddelen waarop het kind reageert te kunnen identificeren.
In september 2008 is een nieuw onderzoek gestart naar de invloed van voeding op ADHD, de INCA-studie[23] (Impact of Nutrition on Children with ADHD). Tijdens dit onderzoek zal ook bloedonderzoek worden uitgevoerd, om het werkingsmechanisme van voeding te achterhalen. Kinderen tussen de 4 en 8 jaar kunnen meedoen aan dit onderzoek.
Voor hun concentratiebevorderende eigenschappen[24] worden visolie of omega-3 (DHD/EPA), ginkgo biloba, lecithine (onder andere van soja, noten, enz.) gebruikt. Ze worden dan ook vaak aangewend als alternatief voor de medicinale behandeling of in aanvulling hiervan. Veelal ontbreekt echter wetenschappelijk bewijs voor de werking van dit soort producten of zijn de claims vaak op een enkel (door de fabrikant
gefinancierd) onderzoek gebaseerd. De claims die de fabrikanten maken vallen echter wel binnen het kader van de wet [25] Fosfatidylserine wat in voeding zit schijnt werkzaam te zijn[26].
Er blijken vele misvattingen te bestaan omtrent het ontstaan ADHD; zoals:
• Slechte opvoeders zijn de oorzaak van ADHD;
• Voedselverslaving is de oorzaak van ADHD;
• Kinderen met deze stoornissen doen niet dezelfde dingen als andere kinderen
zonder die stoornissen op dezelfde leeftijd.
• Iedereen heeft wel eens last van de ADHD-achtige symptomen, alleen heeft een
De hieronder weergegeven statistische gegevens werden publiek ter beschikking gesteld op de IACAPAP conferentie, 25 augustus 2004 te Berlijn.
• Bij jongens wordt de diagnose drie keer zo vaak vastgesteld als bij meisjes.
• Naar schatting blijft 60% van de kinderen met ADHD symptomen houden tot in de
• Niet minder dan 20-30% van de personen met ADHD lijdt aan een depressieve
stoornis met slechte prognose, waaronder misbruik van middelen en zelfmoord.
• ADHD wordt in Nederland nauwelijks bij allochtonen gediagnosticeerd of
behandeld; dit wil niet zeggen dat er onder allochtonen geen ADHD voorkomt.
• Algemeen houdt men rekening met een erfelijke overdracht.
• ADHD is een veelvuldig voorkomende psychosociale/psychische aandoening bij
• De stoornis manifesteert zich in principe vroeg in het leven.
• Naar schatting hebben 50% van de ADHD-kinderen aanzienlijke problemen in
hun sociale relaties. Uit recent onderzoek is gebleken dat meer dan 30% van de kinderen met ADHD een jaar op school blijft zitten en dat 56% extra begeleiding nodig heeft. Ongeveer de helft van de ADHD-kinderen heeft ook een leerstoornis.
• Naar schatting lijdt twee derde van de ADHD-kinderen ook aan oppositioneel-
• Onderzoek heeft tevens aangetoond dat 25-35% van de kinderen met ADHD
aan een angststoornis lijdt, zoals agorafobie, paniekstoornis, obsessief-compulsieve stoornis en gegeneraliseerde angststoornis.
• Tot op heden is de term ADHD nog steeds niet duidelijk gedefinieerd.
• 60% van de kinderen met klinisch gediagnosticeerde ADHD op de schoolleeftijd
houdt gedurende de adolescentie ook symptomen van ADHD.
• 25-50% van deze adolescenten heeft symptomen van een oppositionele of
antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld.
• Evenveel hebben een schoolachterstand opgelopen met een historie van meer
dan gemiddeld dubellen, spijbelen, uitval zonder diploma, een lager schooltype en een lagere score op gestandaardiseerde tests.
• Pas sinds kort wordt ook erkend dat ADHD bij volwassenen voorkomt. Doordat
vele van deze volwassenen pas op latere leeftijd de diagnose ADHD krijgen, hebben ze vaak al vele problemen gehad. Bij volwassenen wordt voor de aandoening de naam Adult Attention Deficit Disorder (AADD) gebruikt.
Statistische verdeling per leeftijdscategorie
Leeftijden van personen bij wie ADHD gediagnosticeerd werd:
Bekende personen die zich presenteren als adhd'er
Op het internet circuleren vele lijstjes van bekende mensen die ADHD zouden hebben. Deze zijn veelal niet betrouwbaar, omdat van lang niet iedereen bekend is of ze daadwerkelijk de diagnose ADHD hebben (publieke bekendheid van medische gegevens is vanuit een oogpunt van privacy bovendien onwenselijk).
Enkele voorbeelden van bekende mensen met de diagnose ADHD:
• Dave Donkervoort (bijgenaamd ADHDave) - Nederlands radiopresentator
• Jochem Myjer - Nederlands cabaretier
• De Nederlandse rapper Brainpower heeft een project van hem vernoemd naar
de stoornis: ADHD (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid Dopeness);
• De afkorting wordt ook wel eens uitgelegd als het backroniem
• "Het is ADHD" Alles over de kenmerken, diagnose, behandeling en aanpak thuis
en op school; Arga Paternotte en Jan Buitelaar, Vereniging Balans/Bohnstafleu van Loghum (Bilthoven: 2e druk 2006)
• "Ja, ik doe het straks" Een leven met ADD; Lucia van den Berg. ISBN
Dit boek informeert ouders en leerkrachten over de impact van ADD op kinderen.
• "Kinderen met ernstige problemen"; Haxe, M., Nijboer K., Velderman H. (2005).
^ a b J.J.S. Kooij, L.P. Aeckerlin en J.K. Buitelaar - Functioneren, comorbiditeit en behandeling van 141 volwassenen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) op een algemene polikliniek Psychiatrie; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 145 (2001) [1]
^ a b Gerjonne Bouwsema, oktober 2006. ADHD: dat valt niet mee! Een onderzoek naar de invloed van sociale steun op het functioneren en de kwaliteit van leven bij volwassenen met ADHD. [2]
^ Heijden et al; Distracted from sleep – Chronic sleep onset insomnia in children with attentiondeficit/hyperactivity disorder, Universiteit Maastricht, 2006 [6]
^ Alette van Doggenaar, Klaas Vaak komt te laat - slaapproblemen bij ADHD [7]
^ University of Southampton, Food Standards Agency cites Southampton study in new recommendation on food additives Artikel; 2008, april
10. ^ Food Standards Agency, FSA advice to parents on food colours and hyperactivity Persbericht met
11. ^ FSA, Food additives and hyperactivity Verslag van FSA over het onderzoek; 2008, april 12. ^ Atomoxetine and Osmotically Released Methylphenidate for the Treatment of Attention Deficit
Hyperactivity Disorder: Acute Comparison and Differential Response; AJP, 2008
13. ^ Rappley MD. Attention deficit-hyperactivity disorder. N Engl J Med. 2005;352:165-73. 14. ^ Trimbos instituut - Psychostimulantia 15. ^ Stimulant Treatment for Young Children With ADHD Does Not Lead to Increased Risk of Substance
Abuse in Early Adulthood; American Psychiatric Association; 2008
16. ^ FDA ALERT [02/2006] Sudden Unexplained Death, Cardiac/Cardiovascular, and Psychiatric Adverse
Events Associated with Stimulant Therapy for ADHD
17. ^ 25 september '08 Gazet van Antwerpen 18. ^ Bijl, D. Atomoxetine. Gebu 2006;40:104-105 19. ^ Trimbos instituut - Effectiviteit behandeling 20. ^ Rappley MD. Attention deficit-hyperactivity disorder. N Engl J Med. 2005;352:165-73. 21. ^ Haxe, M., Nijboer K., Velderman H. (2005). Kinderen met ernstige problemen. p. 19 en p. 25.
Antwerpen-Apeldoorn: Garant. ISBN 9044113100
22. ^ a b Pelsser LM, Buitelaar JK. Gunstige invloed van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van
jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), een verkennend onderzoek. 2002. Ned Tijdschr Geneeskd 146:2543-2547. PMID 12532668
23. ^ INCA-studie Impact of Nutrition on Children with ADHD 24. ^ http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18469236 25. ^ Skepsis.nl leugenkruiden. 26. ^ HIRAYAMA S, MASUDA Y, RABELER R (September/October 2006). "Effect of phosphatidylserine
administration on symptoms of attention-deficit/hyperactivity disorder in children". Agro Food 17 (5): 32–36.
A Summary of Research on the Effectiveness of Antidepressants and Psychotherapy Michael Conner, PsyD I n a 2002 review of research, Kirsch and Antonuccio (1) concluded that meaningful differences There is a significant gap between science and are lacking between antidepressants and placebos. In practice in the treatment of depression in America. 1998 Kirsch and Sapirstein (2) as
DENOMINATION DU MEDICAMENT Myozyme® 50 mg poudre pour solution à diluer pour perfusion. 2. COMPOSITION QUALITATIVE ET QUANTITATIVE Un flacon contient 50 mg d’alpha alglucosidase. Après reconstitution, la solution contient 5 mg d’alpha alglucosidase* par ml et après dilution, la concentration varie de 0,5 mg à 4 mg/ml. *L’α-glucosidase acide humaine est produite par